Deze brief is een reactie op een voorgaande brief van Co Verdaas, lees deze hier.
Beste Co,
Verandering wordt waarschijnlijk in elke generatie ervaren evenals het gevoel dat het nu toch wel erg snel gaat en veel aanpassingen vraagt. En of we nu in plaats van in een tijdperk van verandering in een verandering van tijdperk leven, zoals Jan Rotmans stelt, zullen we pas in de toekomst zien. En dan ook pas zullen we zien wat de nieuwe eigenschappen zijn van dat tijdperk.
Net als Jan Rotmans maak ik graag gebruik van begrippen uit de complexiteit-theorieën. Ik doe dat omdat ik verwacht en ik voel daarbij de steun van grote wetenschappers als Stephen Hawkins, die als beroemde natuurkundige en expert in zwarte gaten op de vraag wat de uitdaging van de 21ste eeuw antwoordde dat we moeten leren omgaan met complexiteit.
In veel wetenschappen zie je de aandacht voor het fenomeen complexiteit toenemen. Daartoe is ook alle reden. In ons complexe systeem aarde hangt veel met veel samen. Gebeurtenissen elders hebben onvoorziene gevolgen voor ontwikkelingen hier. We zien dat recent weer met de oorlog in Oekraïne. Er gaan zoals in vele oorlogen ter plekke van de oorlog veel mensenlevens, gebouwen en ecosystemen verloren, maar er vinden eveneens schok- en golf-effecten plaats over de hele wereld. De energieprijzen gaan zover omhoog dat velen schrikken of meer dan dat. Hoewel de schokgolf over zijn hoogtepunt heen is, is dat geen garantie dat de volgende schok niet komt. Die mondiale verwevenheid boezemt veel mensen angst in. Ze verlangen naar overzicht en veiligheid. Sommigen willen graag de grenzen sluiten zodat ons nieuwe ellende bespaard wordt.
Maar in complexe systemen heeft het (kunstmatig) sluiten van grenzen vele effecten en zeker niet allen positief. Je bent als wijk onderdeel van de gemeente en als gemeente een onderdeel van de regio en provincie, als regio en provincie onderdeel van Nederland en als Nederland weer onderdeel van de EU en de wereld. En je hebt hoe dan ook je tot elkaar te verhouden. Je bent deels zelfstandig, en deels afhankelijk van een groter geheel, dat weer deels zelfstandig en deels afhankelijk is van nog groter gehelen. Dit inzicht probeer ik te vertalen naar vormen van meerlaags sturen. De essentie van meerlaags sturen is dat geen van de lagen het primaat heeft als het gaat om het boeken van resultaten. Ze hebben wel een primaat om zelf vast te stellen wat ze willen (en niet willen) en welke eigen inzet in personeel en middelen het hen waard is om dat wat ze willen te realiseren en dat wat ze niet willen (verdere afname van de biodiversiteit bijvoorbeeld) te voorkomen. Maar als ze dat bekend maken (ze noemen dat vaak overdreven beleid) blijkt dat niet meer dan een openingszet in een arena waar veel andere participerende organisaties hun eigen openingszet doen. Of dat positiefs uitpakt, hangt af van het geheel van zetten en of ze elkaar versterken of ondermijnen.
Kenmerkend voor complexe systemen is, dat het echte werk pas na de openingszet begint. Met het doen van een openingszet maakt een organisatie zich als het ware bekend in het gehele spel. Zodra actoren weten dat het om een eerste zet gaat waarop anderen inspelen, zullen ze ook zo wijs zijn dat als een openingsbod te presenteren, met de intentie dat er daarna iets beters uitkomt. Een openingsbod kan er als volgt uitzien: ‘het is mijn bedoeling als overheid A om X terrawattuur transitie naar duurzame energie te realiseren en ik denk dat dit het beste kan met Y zonneweiden en Z windmolens’. Ik weet dat ik dan in conflict kom met andere belangen en ben bereid mijn transitie zo slim mogelijk met die andere belangen te combineren. Elke ingreep in gebieden waar al vele andere claims liggen is oplossing en probleem tegelijkertijd. Vaak komen mensen die alle claims optellen tot de verzuchting dat er 2 maal zoveel claims zijn dan dat er ruimte is. En al snel volgt daarop dat er dus gekozen moet worden. Zelf wees je er ook al op dat besturen ook gaat over het toewijzen van ellende.
Ik verwacht ook dat we niet ontkomen aan pijnlijke keuzen, maar ik verwacht evenzeer dat veel pijnlijke keuzen leiden tot massale weerstand en niet tot een snelle gewenste verandering. Het stikstofdossier heeft me daarin gesterkt. Regelmatig hoor ik in mijn omgeving, de Achterhoek, de oprechte overtuiging dat stikstofbeleid onze voedselveiligheid in gevaar brengt. Urgentie blijkt dan opvallend vluchtig. Het ene doel wordt tegenover het andere doel gesteld en tweespalt is de oogst.
Hoe gaan we dan samen de ‘long and winding road’ waar je over spreekt. De complexiteitstheorie heeft daar een abstract antwoord op. Complexe systemen bewegen zich niet dankzij beleid, maar door de aanwezigheid van attractoren. Attractoren zijn de beelden van de toekomst die zo attractief zijn dat mensen om een veelheid van redenen en niet om beleid te realiseren overgaan tot handelen om die toekomst te realiseren. Hoe collectiever het beeld is hoe sterker daarheen gehandeld gaat worden, is de idee. Als je dat vertaalt naar regio’s, dan is er volgens mij een attractor die vele mensen in beweging brengt. Je kunt die nooit precies vastpinnen, maar de essentie ervan is ‘hoe creëren we door ons gezamenlijke gedrag een goede toekomst voor onszelf en onze kinderen’. Mijn idee is dat als dit de legitieme ambitie is van alle regioprocessen, waarbij we dan beleid van alle overheidsorganisaties als randvoorwaarde inbrengen dat er voldoende ruimte ontstaat voor het bouwen aan nieuwe combinatie-oplossingen over de grenzen van beleidssectoren en schalen heen. De overheden moeten dan wel leren om niet alles vooraf te willen regelen. Ze hebben allemaal een veel te groot tekort aan kennis om dat hoogwaardig te doen. Ik stel regelmatig in lezingen en trainingen dat we in complexe systemen, waar we nu leven, maar 15 % van de kennis bezitten die we nodig hebben om rationeel te handelen. Met rationeel bedoel ik dan in termen van ‘in het algemeen belang’ en in termen van bouwen aan een vitaal en adaptief systeem dat ook in de toekomst als stad, regio en land aan de top kan blijven. Als je maar 15 % van de kennis bezit betekent dat ook dat elk beleid in belangrijke mate irrationeel is of anders gezegd ongewenst onvoorziene effecten heeft. Als je dat aanvaard maak je dus ander beleid. Je weet dat je beleid onvolmaakt is. Het bevat veel bugs en het houdt geen rekening met nieuwe omstandigheden in inzichten. Het wordt dan zaak om beleid zo snel mogelijk te laten verouderen, net als je dat met software in de ICT-wereld ziet gebeuren. Zo gauw je versie 1.0 in de markt zet, kijk je scherp hoe het in de ogen van gebruiker werkt en wat ze eraan missen. Je hoopt dan snel met een versie 2.0 te komen waar de onvermijdelijke bugs uit zijn en waar nieuwe functionaliteiten worden toegevoegd omdat gebruikers daarmee beter gaan werken. Beleid heeft dan twee kwaliteiten: (1) het maakt duidelijk wat de organisatie die het beleid vaststelt bedoelt aan waarde in de samenleving toe te voegen de komende jaren (meer huizen, meer biodiversiteit, schoner water, schone energie, gezond verdienvermogen en zo verder) en wat ze daarvoor over hebben in termen van inzet van geld, personeel en andere middelen en (2) het wordt zo gemodelleerd (dat is een zinnige invulling van maatwerk) in de tijd dat anderen steeds beter met het beleid uit de voeten kunnen.
Met de RES is dat heel aardig gelukt volgens mij. Sommige regio’s werken nu al enthousiast verder aan de energietransitie voorbij de aan hen opgedragen target. Dat is een mooi teken van vitale regio’s. Nu zouden we dat ook moeten doen in de combinatie van claims. Het meest geld is dan beschikbaar voor slimme combinaties en niet meer zoals nu voor eenzijdige sectorale oplossingen.
Dat acht ik een aantrekkelijk toekomstbeeld en eigenlijk ook heel goed haalbaar omdat we daar in de vele gebiedsontwikkelingen, wijkaanpakken en eerder ruilverkavelingen en andere experimenten al veel ervaringen mee hebben. Zie je dat zitten, of ben ik te theoretisch bezig?
Geert Teisman