Omdat ruimte in Nederland in het algemeen schaars is, zijn in het Klimaatakkoord vier ruimtelijke principes opgenomen. Deze ruimtelijke principes hebben als doel om de energietransitie in Nederland zo effectief en effi- ciënt mogelijk vorm te geven. In het Klimaatakkoord is afgesproken in de RES de onderstaande vier ruimtelijke principes in de regionale afweging mee te nemen. Deze principes zijn op verschillende schaalniveaus toepasbaar: rijk, provincie, regio, gemeente en wijk.
De toepassing van de ruimtelijke principes wordt bij de Concept RES dan ook op meerdere schaalniveaus geapprecieerd. Veel provincies en gemeenten hebben daarnaast in hun beleid ook ruimtelijke principes geformuleerd waar rekening mee moet worden gehouden.
1. Zuinig en zo veel mogelijk meervoudig ruimtegebruik.
Dit kan door niet meer ruimte voor energietransitie te gebruiken dan strikt noodzakelijk is en zo de impact voor landschap, natuur en landbouw zoveel mogelijk te beperken.
Denk aan:
Clustering: Ga uit van zoveel mogelijk clustering van de productie van duurzame energie (bijvoorbeeld door windmolens of zonneweides) in energielandschappen. Weeg dit expliciet af tegen verspreide ontwikkeling van wind op land. Het is hierbij zinvol om na te gaan in hoeverre komende jaren repowering mogelijk is bij bestaande windmolenparken. Combinatie: Combineer zoveel mogelijk grootschalig wind met zon.
Voorkeursvolgorde zon: zoveel mogelijk zon op dak. Zie verder voorkeursvolgorde zon onder NOVI, Verdieping 4. Functiecombinaties: zon en wind langs wegen en water- keringen, parkeerplaatsen met opwekkingseenheden, etc. en zon op boerenschuren.
2. Combineren van opgaven en investeringen met andere opgaven.
Energietransitie is vaak niet de enige opgave in een regio. Ook voor woningbouw, bedrijventerreinen, verbetering bereikbaarheid, transitie in de landbouw zal ruimte nodig zijn. Deze andere opgaven bieden ook kansen voor de energietransitie.
Denk aan:
- Combineren van de energieopgave met andere thema’s/ sectoren/transities: hierbij kan gedacht worden aan combineren van de opgave voor energietransitie met woningbouw, natuurontwikkeling of bereikbaarheid.
- Combineren met investeringen: zoals vervanging van het riool, groot onderhoud wegen, aanpassingen voor klimaatadaptatie en/of renovatie van wijken en bedrij- venterreinen.
- Combineren van vraag en aanbod: het combineren van vraag en aanbod door de verdere elektrificatie van de mobiliteit (laadinfra voor auto’s maar ook het zero emissie busvervoer).
3. Vraag en aanbod zo dicht mogelijk bij elkaar
Dit beperkt de hoeveelheid ruimte die nodig is voor infrastructuur. Denk bij elektriciteit onder andere aan hoogspanningsverbindingen. Daarbij vragen niet alleen de verbindingen veel ruimte, maar ook de bijbehorende elektriciteitsstations. Bij bovengrondse verbindingen hebben masten een grote impact op de omgeving.
Denk aan:
Voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving is de keuze voor een alternatieve warmtevoorziening van vele aspecten afhankelijk, waaronder ruimtelijke aspecten.
Vanuit ruimtelijk perspectief geldt dat het gebruik van bijvoorbeeld restwarmte vanuit de industrie en geothermie via warmtenetten voordelen kent. Dit spaart ruimte op bijvoorbeeld windmolens die anders nodig zijn voor de productie van energie voor deze warmte. Om die reden moeten warmtenetten zo goed mogelijk worden verkend en expliciet afgewogen tegen andere opties.
Waar gekozen wordt voor warmtenetten, moet de ruimtelijke planning van warmtenetten zorgvuldig worden afgewogen en gecombineerd met andere functies in de ondiepe ondergrond.
4. Aansluiten bij gebiedsspecifieke kenmerken
Iedere regio/ieder gebied in Nederland is uniek. Kansen en mogelijkheden in steden zijn anders dan in het landelijk gebied. De open polderlandschappen zijn anders dan de coulisselandschappen.
Denk aan:
Kijk naar hoe (grootschalig) zon en wind aan kunnen sluiten bij de landschappelijke kenmerken van het gebied, de natuur, het cultureel erfgoed, water en bodem. Door aan te sluiten bij gebiedsspecifieke kenmerken kan duurzame opwek beter ingepast worden.