In het verzorgingsgebied van het onderstation Harderwijk – elf gemeenten, van Ermelo en Harderwijk tot Nijkerk en Apeldoorn – komt er netcapaciteit bij, maar in stappen. Regionaal groeit de ruimte na 2027, pas ruim na 2030 wordt extra vermogen echt bruikbaar doordat de bovenliggende infrastructuur meegroeit. Hoe voorkom je dat de eerste aanvragers de schaarste opslokken en (eventueel) betere plannen achteraan aansluiten? Regio’s Noord-Veluwe en Foodvalley hebben behoefte aan een vorm van maatschappelijk prioriteren en programmeren. De provinciale EnergyBoard liet daarom een verkenning uitvoeren naar de juridische mogelijkheden van overheden om te kunnen sturen op woningbouwontwikkelingen bij netcongestie. Ook voor andere regio’s minstens zo interessant.
Energiewet en Omgevingswet: welke wet regelt wat?
De uitkomst van de verkenning is nuchter en bemoedigend. Het begint niet bij kabels, maar bij keuzes in de ruimte: welk gebied mag wanneer hoeveel pieken, welke flexibiliteit bouwen we in, en hoe faseren we aansluiting en gebruik? Volgens Marnix Brongers, RES-coördinator Noord-Veluwe, strijden, als je niet uitkijkt, de Omgevingswet en de Energiewet om voorrang. “De Omgevingswet stelt het evenwichtig toedelen van functies aan locaties/gebieden centraal. De Energiewet is vooral de wet die de marktordening regelt. Op grond van de huidige Elektriciteitswet (art. 83) en per 1 januari 2026 de nieuwe Energiewet (art. 6.12 lid 1) mogen decentrale overheden geen regels stellen over productie, transport, opslag en levering van elektriciteit. Wel mogen er regels vanuit andere motieven worden gesteld. Als de provincie bijvoorbeeld kan motiveren dat regels vanuit het belang van de fysieke leefomgeving worden gesteld, geldt de beperking uit de Energiewet niet. De Omgevingswet is het primaire spoor om aan de voorkant te normeren en te programmeren.” Eugène Kuis, procesregisseur pilot Onderstation Harderwijk, concludeert: “De Energiewet gaat over aansluiten en transporteren, het kader daarvoor wordt gesteld door de ACM. Binnen de categorieën van dat kader geldt het basisprincipe ‘first come, first served’. Maar wie de regels van de Omgevingswet slim benut en het energierecht flankerend inzet, kan meer dan gedacht. Provincie en gemeenten kunnen expliciet maken welk energieprofiel per gebied acceptabel is en dat juridisch verankeren in omgevingsplanregels. Juist daarom werkt de combinatie het best: ruimtelijk spreken we af wat het gebied aankan; energetisch zorgen we dat het afgesproken energiebudget doelmatig wordt benut”.
Sturen aan de voorkant: gebiedsnorm en gebiedsenergieplan
De verkenning adviseert om per (woon)gebied een ‘energieprestatienorm’ als doelvoorschrift in een Omgevingsplan en/of Provinciale Verordening vast te leggen. Een doelvoorschrift benoemt wát bereikt moet worden. Dit kan een kwantitatieve norm zijn (MW-vermogen) of een kwalitatieve norm (bepaald profiel waar binnen gebleven moet worden). Het voorschrift benoemt niet hoé het doel moet worden behaald. Initiatiefnemers laten vervolgens in een ‘gebiedsenergieplan’ zien hoe zij daaraan voldoen, inclusief fasering en tijdelijke maatregelen, netbeheerders voeren een energietoets uit en adviseren erover. Dat plan verbindt beleid en techniek: het maakt zichtbaar welke maatregel waar landt, wanneer die nodig is en wie verantwoordelijk is. Capaciteit moet per gebied veel eerder dan nu worden gereserveerd. Waar landelijke regels knellen, helpt een experiment onder de Omgevingswet (op grond van artikel 23.3) om af te wijken van bouwregels of aansluitmomenten, mits goed gemotiveerd en tijdelijk van aard.
De netbeheerder is dan geen poortwachter aan het eind, maar ontwerppartner aan het begin. Vroege advisering over bandbreedtes en realistische fasering voorkomt nodeloze teleurstellingen. In gebiedsontwikkeling werkt een ‘groepscontract’ als ruggengraat: één energiebudget voor het hele gebied, met onderlinge afspraken wie wanneer mag pieken en hoe flexibiliteit wordt ingezet.
Netbewust bouwen als ontwerpkeuze
Het zogenaamde ‘netbewust bouwen’ is gebiedsontwikkeling zó ontwerpen, faseren en beheren dat de netbelasting past binnen de beschikbare transportcapaciteit—nu én in de toekomst. Je verlaagt pieken, verschuift vraag in de tijd en bouwt flexibiliteit in, met andere woorden je benut bestaande en nieuwe energie-infrastructuren zo efficiënt mogelijk, zodat je kunt blijven bouwen. Denk aan laadpleinen die niet allemaal tegelijk vol aan staan, aanstuurbare warmtepompen en lokale opslag die pieken dempt. Het gebiedsenergieplan dwingt daarbij helderheid af: wat doen we nu, wat kan later opschalen, en welke tijdelijke voorzieningen overbruggen de tussenfase? Waar onzekerheid blijft, helpt een ‘BowTie‑analyse’. De BowTie laat schematisch zien waardoor iets mis kan gaan, wat er dan gebeurt, en hoe je dat voorkomt of opvangt. De analyse helpt om preventieve en herstelmaatregelen expliciet te maken en eigenaarschap te beleggen.
Is het probleem van de woningbouw nu opgelost? Kuis: “Juridisch en technisch kan heel veel, maar het gaat om keuzes maken en richting geven. Er zijn verschillende routes te kiezen. De provincie kan de bovenlokale regie op programmering en prioritering nemen en die borgen via een programma en zo nodig instructieregels of een provinciale verordening. Er is ook een gemeentelijke route. Gemeenten vertalen kaders in hun omgevingsplan met een energieprestatienorm per gebied en een energietoets/gebiedsenergieplan als onderbouwing. We staan aan het begin van dit gesprek”.
Wie regie pakt op de verdeling van schaarste, vergroot de speelruimte. Door aan de voorkant het energieprofiel (zowel kwantitatief als kwalitatief) per gebied af te spreken en het juridisch te borgen, ontstaat voorspelbaarheid voor iedereen. De netbeheerder geeft vroeg bandbreedtes, de ontwikkelpraktijk ontwerpt netbewust en het energierecht helpt om het afgesproken budget doelmatig te gebruiken. Brongers: “We moeten de eerste stappen zetten en wetgeving uitdagen. Het écht doen dus. Dan komen de woningbouw en andere opgaven in beweging, ook wanneer het net vol is. Niet door te hopen op ruimte aan het eind, maar door die samen aan het begin te bepalen.”