‘Regionale warmtenetten belasten het stroomnet het minst’

26-06-2025
1043 keer bekeken

Holland Rijnland zet voor de warmtetransitie maximaal in op regionale warmtenetten, want die belasten het stroomnet het minst en er is veel lokale warmte beschikbaar, aldus Lies van der Pol en Astrid Madsen. Een gesprek over de samenhang tussen energiesysteem, duurzame opwek en warmte.

Toen voormalig wethouder Lies van der Pol voorjaar 2023 RES-coördinator werd in de regio Holland Rijnland, merkte zij dat de energie in de RES  wel een boost kon gebruiken. ‘De focus lag toen nog sterk op duurzame opwek’, zegt zij. ‘Afgesproken was dat gemeenten lokaal zouden zoeken wat mogelijk was. Een aantal van hen ging aan de slag met participatie, maar er gebeurde minder samen.’ Er was een nieuwe impuls nodig om de energietransitie vooruit te helpen, constateerde Lies. Bovendien werd intussen steeds duidelijker hoezeer duurzame opwek samenhangt met de warmtetransitie en het energiesysteem. Vanuit deze gedachten ontstond het plan om, in vervolg op de RES 1.0, een energieprogramma te maken, dat die samenhang meer zou benadrukken en een kompas zou kunnen zijn voor hernieuwde samenwerking. 

Uitvoeringskracht versterken

‘We inventariseerden daarvoor bij alle gemeenten wat zij belangrijk vonden en waar zij behoefte aan hadden in de energietransitie’, vertelt Lies. ‘Waar krijgen ze energie van? Waar hebben ze de regio voor nodig, en waarvoor juist niet?’ Uit verschillende werksessies met ambtenaren, bestuurders en de netbeheerder kwam naar voren dat de algemene indruk was dat regionale samenwerking vooral veel tijd kostte, terwijl het weinig opleverde. Ook hadden gemeenten extra uitvoeringskracht in kennis en capaciteit nodig. Daarom koos de regio in het nieuwe Energieprogramma – dat in juni 2023 werd gepubliceerd – voor een aanpak die de gemeenten zou ondersteunen bij wat zij nodig hebben op weg naar het energiesysteem van de toekomst.

Het energieprogramma bevat drie met elkaar samenhangende programmalijnen: energiesysteem, warmtetransitie en duurzame opwek. ‘Een van de onderdelen is dat we op elk van die programmalijnen de uitvoeringskracht van gemeenten versterken’, licht Lies toe. ‘Daarom voegden we de beschikbare financiële middelen, onder andere vanuit de RES en het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW), bij elkaar om drie taskforces in te richten, die gemeenten ondersteunen op het gebied van netcongestie, warmtetransitie en duurzame opwek.’ Op die manier levert regionale samenwerking de gemeenten ook echt iets op, in plaats van dat het hen alleen maar energie kost. Daarbij wordt goed gekeken op welk schaalniveau samenwerking echt meerwaarde heeft, zegt Lies. ‘Wat gemeenten beter zelf kunnen, moet je niet regionaal doen. Alleen waar de regio echt iets toevoegt, heeft regionale samenwerking meerwaarde.’

Warmtetransitie met zo min mogelijk impact op stroomnet

Een terrein waarop regionale samenwerking zéker meerwaarde heeft, is de warmtetransitie, zegt Lies’ collega Astrid Madsen. Zij is sinds juni 2023 warmtecoördinator in Holland Rijnland. ‘Warmte is een heel relevant onderdeel van het energiesysteem’, zegt zij. ‘Omdat alle gebouwen en woningen van het aardgas afgaan, en we een deel van die warmtevoorziening gaan elektrificeren, heeft de warmtetransitie de komende jaren grote impact op het elektriciteitsnet. Uit onderzoek blijkt dat wij in Holland Rijnland wat dat betreft een groot probleem hebben, als we alles elektrisch gaan doen. Daarom kijken we hoe we onze warmtevoorziening zo efficiënt mogelijk kunnen verduurzamen, met zo min mogelijk impact op het elektriciteitsnet.’

Holland Rijnland inventariseerde de warmtevraag in de regio en zette op een rij welke bronnen in die vraag zouden kunnen voorzien. ‘Het bleek dat wij over voldoende potentiële bovenlokale bronnen beschikken om aan de warmtevraag te kunnen voldoen’, zegt Astrid. ‘Zo kunnen wij bijvoorbeeld gebruikmaken van restwarmte uit de Rotterdamse haven via het warmtetransportnetwerk WarmtelinQ. Daarnaast beschikken we over een goede ondergrond, die de ontwikkeling van geothermiebronnen mogelijk maakt. De kunst is om die warmte te ontwikkelen én daar te brengen waar die nodig is.’ Daarvoor is een regionaal verbonden warmtenet nodig, aldus Astrid. ‘Het voordeel, naast lagere energieafhankelijkheid, is dat deze netten minder impact op het elektriciteitsnet hebben dan individuele warmtepompen.’ Voortvloeiend uit het Energieprogramma is een Toekomstbeeld Warmte opgesteld, dat richting geeft aan de keuzes die gemaakt moeten worden bij de vormgeving van de warmtetransitie, lokaal en regionaal. ‘Dat toekomstbeeld helpt ons in de regionale samenwerking’, zegt Astrid. ‘Het laat zien hoe alles met elkaar samenhangt en wat de keuzes van de ene gemeente betekenen voor die van de andere.’ 

Ook op het gebied van warmte kiest de regio voor het meest passende schaalniveau, aldus Astrid. ‘Een wijkaanpak, waarbij je in gesprek gaat met de inwoners, kan de gemeente het best zelf uitvoeren. Daarbij kan de regio hooguit ondersteunen met mankracht. Ook bij het oprichten van bijvoorbeeld een warmtebedrijf moet je rekening houden met het passende schaalniveau. Waar gemeenten al op een natuurlijke manier met elkaar samenwerken, moet je dat niet willen veranderen.’

Verbreding focus energietransitie geeft energie

Ook voor het energiesysteem en voor duurzame opwek zijn toekomstbeelden gemaakt. ‘Voor duurzame opwek is dat nog best ingewikkeld’, zegt Lies. ‘Het blijkt dat we met alleen de oorspronkelijke zoekgebieden onze RES-doelen niet halen, omdat die gebieden deels zijn afgevallen. Gemeenten en provincie kijken nu of en waar er nieuwe zoekgebieden zijn voor wind en zon. De provincie kijkt daarbij soms anders dan de gemeenten. We moeten nu onderzoeken hoe we dat op elkaar afstemmen en welke keuzes daaruit voortkomen. Dat is een gevoelig proces, dat zeker nog tijd zal kosten.’

Al met al heeft de aanpak om met het Energieprogramma breder te kijken dan alleen naar duurzame opwek, de schwung weer teruggebracht in de regio, ervaart Lies. ‘Energietransitie is meer dan alleen windmolens en zonne-energie. Focus je dus niet op dat ene aspect. We bekijken het energiesysteem ook in samenhang met de opgaves op het gebied van economie, mobiliteit en wonen. Ik merk dat die verbreding ons echt nieuwe energie geeft.’ Ook het beter kijken naar het schaalniveau van de samenwerking op energiegebied biedt veel voordelen, voegt Astrid toe. ‘Samenwerking die op een natuurlijk manier is ontstaan, moet je respecteren. Regionale samenwerking voegt niks toe, als die de snelheid op lokaal niveau in de weg zit. Werk alleen daar samen waar dat duidelijk meerwaarde biedt.’

Contactpersonen:
Lies van der Pol, RES-coördinator Holland Rijnland, l.van.der.pol@hollandrijnland.nl
Astrid Madsen, warmtecoördinator Holland Rijnland,  astrid@astridmadsen.nl

 

Afbeeldingen

Cookie-instellingen