Verslag Masterclass Hans Vermaak voor NP RES
Hans Vermaak zet de werkelijkheid van complexe veranderingen in een zacht licht. In een masterclass van NP RES geeft hij bestuurders en RES-coördinatoren taal en reflectie die houvast geven voor de praktijk.
Sleutelwoorden zijn ‘verbindingswerk’ en ‘ongemak zien en accepteren’. Dat ongemak kent elke deelnemer; de praktijk is weerbarstig. Drie dagen vóór de masterclass (6 juni) komt het nieuws over de spoorwegstaking. ‘Daarom doen we dit in verkorte vorm digitaal,’ zegt Kristel Lammers, directeur NP RES. Alle vaardigheden uit de coronatijd komen weer van pas. Kristel vertelt dat Hans – zijn vak is veranderkunde – vroeger haar docent was. En dat zijn boek ‘de logica van de lappendeken’ haar inspireert en helpt in het dagelijks werk. Dit was de reden hem te vragen voor de masterclass.
De grote en kleine schaal
Hans begint z’n verhaal met ongemak. Ook voor hem is het weer wennen om online zijn verhaal te doen, al merk je daar als luisteraar niks van. De lappendeken gaat over vraagstukken die van iedereen en niemand zijn. In de veranderkunde zijn maatschappelijke opgaven onderbelicht, het vakgebied heeft vooral organisatieverandering in perspectief. Maar maatschappelijke vraagstukken gaan door organisaties heen. Bij transitie is niemand de baas, en is er spanning tussen groots willen en de menselijke maat van verandering. ‘Hoe kun je iets grootschaligs willen bereiken en tegelijk klein zitten te frutten?’ Grootschalige verandering vindt plaats op een miljoen plekken tegelijk, kleine initiatieven op microschaal zijn net zo van belang als het grote verhaal.

Het vraagt verbindingswerk om coherente verandering voor elkaar te krijgen; een wirwar van verbindingslijnen tussen de praktijk van overal, en van verschillende arena’s, zoals markten, overheden, politiek, en de samenleving zelf. Het verhaal is situationeel: je moet het niet zo doen als het om simpele vraagstukken gaat. ‘Maar ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken vragen een genetwerkt antwoord,’ zegt Hans.
Drie reflexen
Wicked problems, zoals maatschappelijke vraagstukken, zijn van iedereen en van niemand; multi factor en multi actor. Het is telkens puzzelen. ‘Als het van iedereen en van niemand is, kijken mensen naar boven of naar buiten. Of je hebt bazen en adviseurs die per se iets willen doen. Geen van die personen heeft alle antwoorden: dat hoort bij het vraagstuk.’
Overdreven daadkracht of gevoel van urgentie raadt Hans sowieso af. Hij benoemt het asielvraagstuk, de woningbouw of stikstof. Problemen die worden gepresenteerd als crisis, maar dat helemaal niet zijn. ‘Ze zijn al decennia lang in de maak. Het zijn problemen waar je traag en lang aan moet werken.’ Hans ziet in de praktijk dat wordt ingezet op en daadkrachtig, en integraal, en transformatief. ‘Dan wil je snel, breed en diep tegelijk, maar dit gaat niet samen. Wil je de diepte in dan gaat dan nooit grootschalig lukken bijvoorbeeld. De combinatie is er vooral omdat het geruststelt. Emoties geven nooit goede raad. Het is zaak om te doen wat werkt, niet wat geruststelt op de korte termijn.’ Emotie verdient een plek, maar het handelen moet er niet door worden gedreven. Hoe dan wel te handelen?
Hans benoemt drie reflexen:
- Iedereen op z’n eiland
- Omhoog delegeren
- Alles moet in overleg
De reflexen roepen elkaar op. Trek je je terug op je eiland omdat het allemaal te groot is, dan frustreert dat na een tijd omdat je tegen muren aanloopt en anderen nodig hebt. Omdat je over die anderen vaak niets te zeggen hebt, is omhoog delegeren dan een manier om de mensen te bereiken die er wel iets over te zeggen hebben. Maar, als daadkracht daarvan komt, kan die rekenen op weerstand; ‘onder’ is het niet eens met wat er is bedacht. Dit roept dan de reflex op om alles dan maar in samenwerking te doen, met als valkuil een overmaat aan overleg en netwerkbijeenkomsten, wat niet vanzelf veel oplevert. Daardoor ga je maar terug naar je eiland om in elk geval zelf je handen uit de mouwen te steken. ‘Dit is het depressieve deel van m’n verhaal,’ zegt Hans. ‘Vanaf nu wordt het leuker.’
Hij schetst hoe de reflexen zo gek nog niet zijn als je ze maar ‘oprekt’, meer complexiteit geeft. Op het eiland benadruk je dan dat je niet gaat voor snelle winst, maar voor diepgang en experimenteerruimte. Bij het delegeren, doe je dat niet alleen omhoog, maar naar alle mogelijke arena’s waardoor het sneller kan gaan. Verschillende arena’s zoals die van de techniek, markt, de samenleving en beleid hebben verschillende snelheden. De beleidsarena is het traagst. ‘Alles daarvan verwachten geeft zuurheid.’ Maak geen voorloper van de beleidsarena. Het is de kunst in veel arena’s naast elkaar te werken, dan maak je snelheid. Ook de samenwerkingsreflex is waardevol, maar samenwerken is niet hetzelfde als over alles onderhandelen; er is een heel palet aan mogelijkheden naast ‘overleg’ (lerend, activistisch, sociaal) wat participatie verbreed. Als je het zo oprekt krijg je indirect alsnog diepgang, snelheid en omvang voor elkaar.
Hans vat het zo samen:
- Complexe maatschappelijke vraagstukken verlangen een genetwerkt antwoord
- Eilandgedrag schept dat niet. Omhoog delegeren en vergadermoerassen ook niet.
- Dat hoeft ook niet: netwerken floreren zonder centrale sturing en zonder urgentie.
- Diepte in praktijken + snelheid door veel plekken + breedte door veelsoortige verbinding
- Ongemak moet een plek krijgen om zo te kunnen handelen
Genetwerkte antwoorden
Transitie vraagt een veelheid van eilanden die in de diepte bezig zijn, naast elkaar, en waar veel lijntjes tussen lopen. Netwerken waar niemand het overzicht van heeft, noch controle, zoals bij een zwerm spreeuwen. Hans gaat in op de kenmerken en gedragingen van een zwerm vogels en legt de koppeling naar maatschappelijke vraagstukken: coherent samen optrekken, terwijl iedereen eigen beslissingen neemt. Hoe ontstaan genetwerkte antwoorden op maatschappelijke vragen? Door (vak)mensen die verbindingen leggen, kennis uitwisselen en daarmee hun invloed uitbreiden. ‘Iedereen doet weefwerk, en de weefwerken verknopen zich tot een lappendeken.’ Verbindingswerk is – net als inhoudelijk vakmanschap – ambachtelijk, zegt Hans. ‘Het vraagt een zoekende, tastende manier van werken. Daar helpt een verbindingscyclus van zes stappen bij, waarbij je steeds rondkijkt wat er speelt, bedenkt wat voor verbindingen zinnig zijn en die krachtig oppakt en ondertitelt. Ieder overziet de eigen praktijk, maar niemand de lappendeken. Je hebt niet enkel de lokale praktijk, maar je wilt ook bijdragen aan het bredere vraagstuk. Wie zie je rond je heen die ook bezig is? Met wie zou je meer kunnen bereiken?’ Hij noemt dit ‘weven’, inschatten wat de beste verbindingsmogelijkheden zijn, en de omgeving ‘gidsen’, uitleggen waarom je denkt dat je samen meer kunt bereiken. Variatie in verbindingen is van belang; ‘Verbindingen moeten niet enkel bestaan uit netwerkborrels en overlegtafels van mensen in blauwe pakken. Het eenzijdige denken in ketens verdringt voor je het weet verbindingen die veel meer onderlangs verlopen. Het streven naar integraliteit staat op gespannen voet met pluriformiteit en diversiteit.’

Drie dimensies van verbinden
Hans onderscheidt drie dimensies van verbinden:
- Spreiden Verbindingswerk tussen vakmensen die ongeveer hetzelfde doen, het spreiden van know how. Hierbij gaat het om ‘brengen’ en ‘halen’. ‘Vakmensen vinden het leuk om het over hun vak te hebben. De valkuil is alles plat slaan tot protocollen. Protocollen scheppen volgers, en geen leiders.’
- Schakelen Dit gaat om het verbinden van werelden en het maken van de vertaalslag van je eigen werk naar het werk van anderen, leren aansluiten bij mensen uit een ander vak, zonder op elkaars stoel te gaan zitten, bijvoorbeeld de verbinding tussen beleid en uitvoering, of ICT en beleid. De valkuil hier is op de stoel van de ander te willen gaan zitten bijvoorbeeld beleid maken voor de praktijk of beleidsaanbevelingen formuleren vanuit de uitvoering. Dit staat verbinding juist in de weg.
- Spitten Dit is nodig wanneer je niet ver genoeg komt met spreiden en schakelen. De manier van denken en handelen moet verschuiven. Dit vraagt het doorbreken van machtsrelaties, of een paradigmaschuif. Hans spreekt van ‘het omwoelen van betekenis en macht’ en geeft als voorbeelden het veranderde beeld van het sinterklaasfeest of rechtszaken zoals Urgenda.
Kortom,
- Netwerken ontstaan als velen rond hun lokale praktijk verbindingen weven.
- Met verbindingswerk bereikt ieder meer rond een breed vraagstuk waar hij/zij om geeft
- Dat is een zoekende werkwijze waarbij een verbindingscyclus houvast biedt
- Er is een heel palet van spreiden, schakelen en spitten om gebruik van te maken
- Zo hoeft niemand aan de zijlijn te staan. Onmacht krimpt en impact groeit.
Wat raakt de deelnemers? Welke associatie met de eigen praktijk roept het verhaal van Hans op? Met de welbekende druk op de knop gaan deelnemers uiteen in ‘subs’. Bestuurders en ambtenaren van gemeenten, provincies, waterschappen uit de regio’s, en ook van rijk en netbeheerders delen inzichten, cases en dilemma’s. Hoe leg je de verbinding tussen partijen die elkaar op geen manier meer vertrouwen? Ze herkennen het opereren in verschillende arena’s. ‘Wat bij mij resoneert is het bondjes maken, daar waar je dezelfde behoeftes ziet,’ zegt een deelnemer. Of hoeveel je soms kunt bereiken met een geringe inspanning van mensen bij elkaar te brengen. Deelnemers herkennen bij elkaar de wens om meer vanuit de uitvoering het beleid te bepalen, en dat er in de uitvoering ‘keihard ongemak’ is dat een plek moet krijgen zodat je goed kan schakelen met die ander arena’s ’.
Noties uit de subgroepen
In het plenaire slot delen woordvoerders de belangrijkste noties. Een groep komt terug op de metafoor van de zwerm. ‘Je bent één vogel, niet dé vogel. Of zijn er ook hoofdvogels?’ Niet alle vogels hebben dezelfde snelheid, ze raken soms weg uit de zwerm. Een andere groep sprak over vertrouwen, gunnen, en de menselijke maat. Hoe je verlangt naar veiligheid, maar de meeste meerwaarde haalt uit de mensen die je nog niet kent. En dat je het een kwestie van durven is om in een nieuw netwerk te springen met de werkhypothese dat het zou kunnen werken. Hans noemt het ‘flitsvertrouwen’, het komt te paard, en gaat te paard. Een groep spreekt over de spanning tussen zekerheid en het omwoelen van het bestaande, ‘waar niemand op zit te wachten’. Hans reageert dat het dan zaak is om niet de oplossing te verkopen, maar te problematiseren dat de bestaande manier niet werkt. ‘Dan heb je minder te verliezen met iets nieuws.’ Groepen spreken over het beeld van de lappendeken. Kun je als verbinder nog wel onderdeel zijn van de deken, of hang je er dan boven? Je kunt allebei doen, vindt Hans, maar hij relativeert het idee van overzicht. ‘Vanuit een helikopter zie je de meeste dingen niet.’
De regionale energiestrategie wordt uitgepuzzeld in de tussenruimte van verschillende bestuurslagen. ‘Waar is die regelvrije tussenruimte in de metafoor van de lappendeken? Het zijn de verbindingen tussen de lapjes, in alle mogelijke steken en materialen. ‘Niet te veel al het verbindingswerk omzetten in georganiseer: veel kan informeel, lerend, sociaal, in opgaven en dergelijke.’ zegt Hans, ‘als de proporties maar zo’n beetje goed zijn, als er variatie in het verbindingswerk zit, kom je verder. Plus: er is waarde in dat aansluitgingen niet helemaal passen; bij vernieuwing hoort dat als het ene beweegt, het andere niet meer goed past bij wat anderen doen. Dat agendeert vernieuwing: contradicties zijn niet altijd een probleem, zij zijn een deel van de bedoeling.’