“Wat hebben Regionale Energie Strategie (RES) en de Omgevingswet met elkaar te maken?” Met die vraag gingen ambtenaren van de G40 themagroepen Duurzaamheid & Omgevingswet eind februari aan de slag. Onder begeleiding van Gerrie Fenten (NP RES) bekeken de gemeenten diverse vraagstukken: Hoe veranker je keuzes voor zon, wind en energie-infrastructuur ten opzichte van andere opgaven en belangen in de instrumenten van de Omgevingswet? Hoe zorg je voor een goede landschappelijke inpassing? Welk rol pak je als gemeente en hoe kan je hierin samenwerken met andere partijen? De conclusie: duurzaamheid houdt niet op bij de gemeentegrens dus we hebben elkaar hard nodig.
“De Omgevingswet moet maatschappelijke opgaven gaan faciliteren en ondersteunen” Rick Keim (gemeente Deventer en ambtelijk voorzitter G40 themagroep Omgevingswet), opent de gezamenlijke onlinebijeenkomst van de ambtelijke G40 themagroepen Duurzaamheid en Omgevingswet. “Het is een zoektocht naar hoe de wet duurzaamheid gaat faciliteren. De energietransitie is hier een onderdeel van.” Omdat energie en warmtebronnen zich vaak over de gemeentegrenzen bevinden, is regionale afstemming van belang. Om dit te faciliteren zijn de Regionale Energie Strategieën (RES) in het leven geroepen. Besluiten die hieruit voortkomen moeten landen in regelgeving en beleid. Hoe kan dit verankerd worden in de instrumenten van de Omgevingswet, die vanaf 1-1-2022 in werking treedt?
De regionale energiestrategie
In Nederland zijn er 30 RESsen. “Een RES is een samenwerkingsproces en -verband tussen overheden (gemeenten, provincies, waterschappen), maatschappelijke partners en de samenleving om regionaal de energietransitie vorm te geven” legt Gerrie Fenten van het Nationaal Programma RES uit. Op 1 oktober 2020 zijn de concept-RESsen opgeleverd, op 1 juli 2021 wordt de RES 1.0 opgeleverd door de regio’s. Iedere regio kan zelf invullen of zij inzetten op zon of wind. De doelstelling uit het Klimaatakkoord is dat alle keuzes uit de regio’s gezamenlijk optellen tot 35TWH. Het feit dat de RES regionaal is, betekent dat het gesprek met de partijen in de volgende fase ook moet gaan over wie (provincies, waterschappen en gemeenten), wat (zon, wind en infrastructuur) doet en wie wat op welke manier vastlegt in de instrumenten van de Omgevingswet.
De elektriciteitsopgave
Gerrie Fenten gaat verder in op de elektriciteitsopgave binnen de RES. In het Klimaatakkoord staat: “Gezamenlijk doel is dat uiterlijk op 1 januari 2025 alle aangevraagde benodigde vergunningen zijn afgegeven”. Uiterlijk in 2030 moet de 35TWH gerealiseerd zijn. De elektriciteitsopgave betekent niet alleen de keuze voor zon of wind. Het betekent ook samen met de netbeheerders verkennen waar mogelijk nieuwe schakelstations, hoogspanningsverbindingen en warmtepijpen kunnen komen. Al deze infrastructuur moet een plek krijgen in de fysieke leefomgeving. Dit moet worden geregeld via omgevingsvisies en -plannen.
Na RES 1.0 (na 1 juli 2021) starten de partijen met het uitvoeren van de ambities. Bijvoorbeeld, wanneer gemeenten in hun omgevingsvisie stellen dat zij zo veel mogelijk willen inzetten op ‘zon op dak’, dan moeten zij nadenken over hoe zij dit willen bereiken. Grootschalig zon op dak maakt onderdeel uit van de 35 TWH die gerealiseerd moet worden. Fenten zegt hierover: “Zon op dak betekent het stimuleren en de juiste manier van verleiden vinden voor het plaatsen van zonnepanelen op bestaande gebouwen. Voor veel bedrijven maakt het realiseren van zon op dak geen onderdeel uit van hun productieprocessen of bedrijfsvoering. Bedrijven moeten daarom te horen krijgen wat de meerwaarde is voor hunzelf. Door op regionaal niveau dit beleid gezamenlijk te formuleren, om concurrentie tussen gemeente te voorkomen. Daarom is het slim om in RES verband om dit te gaan uitzoeken.”
Keuzes maken voor de fysieke leefomgeving
Duurzame energieopwekking moet ook een plek krijgen in de ruimte. De concurrentie voor het gebruik van de fysieke leefomgeving is groot. Daarom is er altijd maatwerk nodig waarbij de afweging gemaakt wordt met andere belangen en andere opgaven (een windmolen kan niet naast een woonwijk worden geplaatst). Daarbij spelen zaken zoals de kenmerken van een gebied ook een rol: natuur, cultuurhistorie, openheid en biodiversiteit. Ruimte voor duurzame energieopwekking kunenn de partijen ook vinden in het maken van verbindingen met andere opgaven, stelt Fenten, zoals klimaatadaptatie, veenweide problematiek en landbouwtransitie.
Van een verkenning naar inbedden in de instrumenten
Het NP RES heeft een routeplanner ontwikkeld voor het inbedden van de regionale energiestrategie in de instrumenten van de Omgevingswet. De hoofdroute gaat er van uit dat de partijen het afgelopen jaar al zijn begonnen met het inpassen van de energietransitie in de omgevingsvisie en hierna verdere uitwerking in de andere instrumenten, zoals het programma en/of het omgevingsplan. Er zijn echter ook andere (parallelle) routes denkbaar, afhankelijk van de casus en urgentie. Een andere route is bijvoorbeeld om direct tot omgevingsvergunningverlening over te gaan met afwijken van het omgevingsplan. Belangrijk is om bij de keuze van een route ook altijd een goede afstemming te zoeken met andere overheidslagen. Bij te complexe vraagstukken, die lokaalniveau overstijgend zijn, kan de provincie faciliteren door de regie te voeren.
De aanwezige gemeenten geven aan al snel te belanden in een ‘regelreflex’, door bijvoorbeeld zo veel mogelijk juridisch vast te leggen in een Omgevingsplan. Fenten herkent dit ook “Gemeenten willen zaken vastleggen, terwijl de visie wat je wilt in een bepaald gebied (de omgevingsvisie) en de wijze waarop je daar wit komen en met welke partijen ook belangrijk zijn. Voor dit laatste kan bijvoorbeeld het programma gebruikt worden. De regionale samenwerking van de RES wordt al snel een gemeentelijk discussie, het blijkt lastig om het regionale vast te houden”. Het is belangrijk om regionaal op te blijven trekken bij het maken van keuzes over de verdeling van de energiebronnen, de voorwaarden en de borging van de energieambities in de instrumenten van de Omgevingswet.